Sinds 1999 heeft Europa zich op weg gezet naar het ontwikkelen van defensiecapaciteiten. Volgens de tweede pijler van het Verdrag betreffende de Europese Unie heeft de EU nu de mogelijkheid troepen naar een conflictgebied te sturen en op deze manier de Petersbergstaken na te leven. De EU heeft dus de bevoegdheid gekregen humanitaire missies en missies van evacuatie, peace-keeping en peace-making op te stellen. Sinds het begin van dit project heeft de EU een 20-tal civiele en militaire operaties op touw gezet, met name in Bosnië-Herzegovina, in Kosovo, in Macedonië, in Guinee, in DR Congo,… Onlangs heeft de EU op voorspraak van Frankrijk een voorstel gedaan om iets in Tsjaad en Centraal Afrika te doen. Dit komt in de internationale context soms te weinig aan bod gezien de internationale veiligheidsinstanties en media vaak focussen op de humanitaire ramp in Darfour. Deze EU-missie is de grootste opdracht die op het terrein wordt ontplooid in termen van militairen en materiële middelen: 3610 manschappen, afkomstig van tien lidstaten zullen naar het grondgebied van Tsjaad en Centraal Afrika, vlakbij de grens met Soedan, gestuurd worden. Vanaf de geboorte van dit idee, dat door de nieuwbakken Franse minister van buitenlandse zaken Bernard Kouchner werd gelanceerd, hebben we gedurende een periode van 9 maanden moeten wachten om de manschappen ook effectief op het terrein te ontplooien. Deze late eindbeslissing roept een aantal vragen op: hoe komt het dat de procedure zolang heeft geduurd? Waren er obstakels die de besluitvormingsprocedure hebben vertraagd? Is dit de schuld van de lidstaten of ligt het aan de nog onvolwassen instellingen die bij de voorbereiding van dergelijke missies betrokken waren, of was het een combinatie van deze twee elementen? In deze masterproef zullen we ons nauwgezet toespitsen op de bepaling van de verschillende obstakels in de ontplooiing van een missie onder de leiding van de Europese Unie.
[...] Opgehaald van European Integration On-Line Papers: http://eiop.or.at/eiop Deze rol van de instellingen sluit aan bij de visie van Garrett. Volgens een rationalistische en intergouvernementalistische visie benadrukt hij dat instellingen er toe dienen de belangen van de lidstaten te verwezenlijken. Die hebben weinig of geen onafhankelijk effect op politieke output. Het bestaat in het belangrijkste document van de operatie die met name de politieke belangen van de EU, de doelstellingen en de finale beoogde doeleinden en de grote strategische opties beschrijft om op een bepaalde crisis te antwoorden, met inbegrip van een eventuele strategie van outputcrisis. [...]
[...] Dit resulteert in een heroverweging van de missies en hun soms te restrictieve definitie55. In het geval van de operatie in Tsjaad was er geen lidstaat die zijn veto heeft gebruikt. Zelf Duitsland, die veel moeilijkheden heeft gesteld, had geen enkel vitaal belang die door de missie in PETITEVILLE, F. (2006). La politique internationale de l'Union Européenne. Paris: Presses de Sciences Po. LEMASSON, S. (sd). L'Allemagne face à sa puissance. Opgehaald van Ministère des Affaires Etrangères (France): www.diplomatie.gouv.fr/fr/IMG/pdf/FD001137.pdf 55 DE WECK, H. [...]
[...] Joegoslavië) was ontgoochelend. Het idee dat de EU meer en beter moest doen was een van de belangrijkste thema‟s in de Europese pers Het Verdrag van Amsterdam Met de inwerkingtreding van het verdrag van Amsterdam worden elementen ingevoerd die de werking van de GBVB moesten vereenvoudigen. De functie van “hoge vertegenwoordiger voor het GBVB” die met de functie van secretaris-generaal van de Raad samenvalt, wordt opgesteld om een meer coherent en meer zichtbaar buitenlands beleid te voeren. Er wordt ook een nieuw instrument ingevoerd: de gemeenschappelijke strategie, die als een overkoepelend kader zou functioneren en waarbinnen dan verder Gemeenschappelijke standpunten en Gemeenschappelijke optredens zouden VOS, H. [...]
[...] Zoals de functionalisten opmerken, is het noodzakelijk rekening te houden met een socialisatieproces. Van consultatie tussen de lidstaten zijn we geëvolueerd tot een geïnstitutionaliseerde procedure, met hulp van tijd en de verdere socialisatie van de beleidmakers op een hoger niveau. Dit socialisatieproces is nog altijd bestaande en het is nog niet voltooid. De Europese samenwerking betreffende defensie is een zeer lang proces dat tot nu toe nog in zijn kinderschoenen staat. Dat komt omdat defensie tot de kern behoort van de staatssoevereiniteit. [...]
[...] Christopher Hill ontbloot in zijn boek Changing Politics of Foreign Policy” de redenen die een staat er toe aanzetten om een buitenlands beleid te voeren, namelijk de bescherming van onderdanen in het buitenland, de projectie van de nationale identiteit op het internationaal toneel, de bescherming van de grondgebiedintegriteit, de promotie van nationale economische belangen, humanitaire interventies, de onderhandeling voor een stabiele internationale orde, de bescherming van de gemeenschappelijke goederen, enz 154 Pierre Renouvin en JeanBaptiste Duroselle besteden in hun bekendste boek “Introduction à l‟histoire des Relations Internationales” een deel aan de notie van “nationaal belang”. Volgend het realisme is het eerst belang met het overleven van de staten verbonden, namelijk hun veiligheid. [...]
Source aux normes APA
Pour votre bibliographieLecture en ligne
avec notre liseuse dédiée !Contenu vérifié
par notre comité de lecture